|
||||||||
|
Zullen we nog maar eens? Zullen we u nog eens een songwriter voorstellen, waarvan je je, na twee keer zijn nieuwe (zijn tiende!!!) plaat beluisterd te hebben, afvraagt onder welke steen die in godsnaam al die tijd verbleven heef? We, ja, we zullen dat doen ! Bob Bradshaw is Iers van komaf, maar woont al zo’n dertig jaar in de States, in de regio Boston met name, waar hij, zo leerde ik de voorbije dagen, een heuse aanhang bijeen gespeeld heeft en “one of the boys” geworden is. Dat betekent onder meer dat hij voor deze nieuwe plaat -Covid stak ook hier en daar een stokje in de wielen, zodat het een jaar duurde voor de plaat af was- een beroep kan doen op mensen als Kris Delmhorst en fiddler Ched Manning, die de vaste band aanvullen. In die begeleidingsgroep vinden we mensen terug als Andy Santospago en Andrew Stern, die ook als mede-schrijvers fungeren, naast bassist John Sheeran en drummer Mike Connors, allemaal gevestigde waarden uit de Boston-scene. Het gebeurt niet alle dagen dat de hoes van een plaat één en ander zegt over de muziek die te horen is. Hier wel: je ziet een groot afgebeelde mannenkop, waarin een deuringang uitgespaard is. In dat deurgat staat het silhouet van een man die, met de rug naar de kijker, met zijn gitaar dat grote hoofd lijkt binnen te gaat. Hij is op weg naar zijn werk, dat zie je meteen en dat werk bestaat er in, zo zal later blijken, in liedjesvorm te vertellen wat hij binnen in dat hoofd allemaal ontwaart. De titelsong is ook veelzeggend: “i’m something of an expert in feeling blue…”: vrolijk zal je hier niet meteen van worden, al opent de plaat met een opgewekt “Waiting”, dat je onvermijdelijk aan wijlen Tom Petty doet denken. Voor het overige is dit een introspectieve en persoonlijke plaat, al bewaart de zanger tegelijk een zekere afstand tegenover zichzelf en wilde hij, naar eigen zeggen, zichzelf af en toe kunnen verrassen met onverwachte wendingen, ongewone akkoordenreeksen en dergelijke dingen meer. De plaat is het resultaat van een hele reeks samenwerkingen, helemaal gewild: Bradshaw schrijft songs in zijn eentje, maar die haalden deze plaat niet, in tegenstelling tot het in-trieste “I Keep It Hid”, waarin een man van middelbare leeftijd uitschreeuwt hoezeer hij emotioneel opgesloten zit. Pure Costello, zou ik zeggen. Hoogtepunt van de plaat is, voor mij toch, “Rosa”, dat begint met een huiveringwekkend mooie trompetlijn van Calexico‘s Jacob Valenzuela, die meteen de toon zet voor het kortverhaal over een kerel die de vanuit Mexico de grens met de States oversteekt en zich voorneemt ooit zijn “Rosa” te kunnen bellen en haar vragen om hem te vervoegen. Zuiderser maken ze songs niet, denk ik. Ik heb het dozijn songs van de plaat nu zeven of acht keer gehoord en keer op keer merk ik dat ik de volle drie kwartier geboeid zit te luisteren. Dat wil wat zeggen en ik kan niet anders dan deze plaat van harte aanbevelen aan liefhebbers van song en verhalen met een randje eraan. (Dani Heyvaert)
|